De meest bezochte bezienswaardigheid van de provincie Soria in Castilia y Léon is de Laguna Negra. Dit prachtige meer ligt hoog in het Picos de Urbion gebergte in de buurt van het dorp Vinuesa. Het meer is bijzonder door de mooie steile wanden waardoor het geflankeerd wordt. En in regen- en smeltwaterseizoen wordt het nog mooier door een prachtige waterval die naast het meer begint.

Ik heb twee jaar geleden de Laguna Negra bezocht in de eerste week van mei, en ik werd aangenaam verrast omdat er nog sneeuw lag en de waterval half bevroren was. En dat terwijl het in het dal zo’n 18 graden was. Maar de lagune ligt wel op 1753 meter…
Hoe dichtbij je met de auto bij Laguna Negra kunt komen, is afhankelijk van de weersomstandigheden en het seizoen. Er is een parkeerplaats op 300 meter van het meer en één op 1800 meter. De parkeerplaats vlak bij het meer is kleiner en kan in het voorjaar en in de winter nog bedekt zijn met sneeuw. Vanaf die parkeerplaats bij het meer is het 300 meter omhoog naar de rand van het meer. Hier liggen houten vlonders die langs de oever van het meer voeren. Je kunt na deze houten vlonders kiezen een van de wandelpaden te nemen of via de Retorno het meer weer te verlaten. Vanaf de parkeerplaats op 1800 meter van het meer, loop je naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats via de weg omhoog en daarna volg je het 300 meter lange pad omhoog naar de rand van het meer.
Je kunt vanaf het meer helemaal naar de Picos de Urbion wandelen. Daarnaast voert een korte wandeling naar de waterval. In de zomermaanden staat de waterval droog, maar in de winter en lente en een deel van de herfst is de kans groot dat deze wel stroomt.
De bekende Sevillaanse dichter die een groot deel van zijn leven in Soria heeft gewoond, schreef in 1912 een gedicht over deze Lagune. Het is een legende over een vader en zijn drie zonen; La leyenda de la tierra de Alvargonzález:
Er was eens een familie die in een dorp vlakbij de Zwarte Lagune leefde: een vader, een moeder en drie zonen. De oudste zoon, Juan, was niet erg knap. Hij had maar één wenkbrauw. Zijn vader dacht: laten we hem op het veld aan het werk zetten. De tweede zoon, Martín, was ook niet zo knap. Hij keek scheel. Zijn vader dacht: hij kan de schapen hoeden. De derde zoon, Miguel, was wel knap. ‘Hij moet priester worden,’ zei de vader. Hij stuurde de jongen naar een priesterschool. Daarbij gaf hij hem zijn deel van de erfenis mee, want het was zeer goed mogelijk dat ze elkaar nooit meer zouden terugzien.
Op een dag was de vader vlakbij de Zwarte Lagune. Hij was moe van het vele werk op het veld en besloot om even te gaan liggen. Al snel viel hij in een diepe slaap en had een vreemde droom. In die droom verschenen drie jonge kinderen voor hem. Boven twee van hen cirkelde een zwarte kraai. Het derde kind, het jongste, had geen kraai boven zijn hoofd, maar een soort van helder licht dat om hem scheen. De vader nam het jongste kind in zijn armen en zei: ‘Ook al ben je de jongste van mijn zonen, van jou houd ik het meest.’ Terwijl hij dat zei, keken de twee andere kinderen jaloers toe. Boven hun hoofden zag hij toen plots een ijzeren bijl verschijnen. Vervolgens zag hij hoe hij in zijn droom door deze twee kinderen werd gedood.
De vader werd wakker uit zijn droom. Hij opende de ogen, en wat zag hij? Zijn twee oudste zonen stonden voor hem. Voor hij goed en wel besefte wat hem overkwam, sloegen ze hem met een bijl het hoofd in. Ze waren jaloers op hun jongere broer en wilden ook hun deel van de erfenis krijgen. Daarom doodden ze hun vader. De twee zonen gooiden zijn lijk in de Zwarte Lagune. Die was zo diep dat niemand er ooit bij zou kunnen. Vervolgens beschuldigden ze een arme man uit het dorp ervan hun vader te hebben vermoord.
Hun moeder stierf enkele maanden later van verdriet. De twee zonen erfden het veld en de schapen. In het begin ging alles goed. Maar na een jaar was het land niet meer vruchtbaar. Niets groeide nog, de oogst mislukte en de schapen werden ziek. Alles ging fout. De twee zonen werden erg arm. Op een koude winternacht, verkleumd door de kou, stelden ze vast dat er bijna geen hout meer was om vuur te maken. De wind was zo hevig dat de deur ervan openvloog en tegen hen aan sloeg. Ze waren bang om dood te vriezen en raakten in paniek.
De tweede zoon zei: ‘We zijn heel erg fout geweest tegenover onze vader. Nu betalen we er vast de rekening voor.’ ‘Vergeet het,’ zei de oudste zoon. ‘Wat gebeurd is, is gebeurd.’
Het was nog steeds winter en zeer koud toen op een dag een reiziger in het dorp aankwam. Hij was groot en knap. Alles aan hem was zwart: hij had zwarte haren, zwarte ogen, en was helemaal in het zwart gekleed. Hij ging meteen naar het huis van de twee zonen. De man in het zwart bleek de jongste zoon te zijn. Hij vertelde over zijn leven aan zijn twee broers. Nadat hij was gestopt met zijn priesteropleiding, was hij naar Amerika getrokken. Hij had daar enkele jaren doorgebracht, en nu was hij naar huis teruggekeerd. Hij was geschokt omdat hij gehoord had dat zijn vader was vermoord en zijn moeder van verdriet was overleden.
Met het geld dat hij in Amerika had verdiend, kocht hij een stuk grond van zijn twee broers. Op een dag ging hij wandelen in het bos. Daar hoorde hij stemmen. Het was alsof er mensen aan het zingen waren. Het lied ging over iemand wiens graf niet onder de grond was, maar ergens anders. Het ging over een lichaam dat in de Zwarte Lagune was gegooid.
Enkele dagen later waren zijn twee broers op het land met hun schapen. In de verte zagen ze opeens een man met wit haar. Hij was het land aan het bewerken. ‘Het lijkt wel onze vader,’ zeiden ze. ‘Maar dat kan toch niet!’ Ze wilden zeker zijn van hun zaak. Daarom gingen naar de Zwarte Lagune. Ze keken gespannen naar de diepte beneden hen. ‘Vader, vader!’ riepen ze. ‘Ben jij daar?’
Om beter te kunnen zien, bogen ze zo ver over de rand dat ze hun evenwicht verloren en in het water vielen, hun vader achterna. Niemand weet hoe diep de Zwarte Lagune precies is. In elk geval is ze heel diep, want terwijl ze naar beneden vielen, echoden de woorden ‘Vader, vader!’ van de twee broers door de vallei en kon men de stemmen tot in Soria horen. Ze zijn allebei verdronken.
Ook vandaag de dag zijn de mensen uit de streek nog bang om in de buurt van de Zwarte Lagune te komen. Niemand komt er echt graag en je zult er nooit iemand zien zwemmen. Er zijn daar tenslotte drie mensen gestorven. En van zo’n plek kun je dus maar beter wegblijven.

Route en parkeren bij de Laguna Negra:
De gemakkelijkste ingang is via het dorp Vinuesa. Vanaf dit dorp voert een weg omhoog door de dennenbossen helemaal naar de parkeerplaatsen. De weg naar Laguna Negra wordt goed aangegeven. Er zijn twee parkeerplaatsen. Eén op 300 meter van het meer en één op 1,8 kilometer van het meer.
In het hoogseizoen en feestdagen mag je alleen parkeren (tegen betaling) op de parkeerplaats op 1,8 kilometer van het meer. Vanaf 1 juli tot begin september rijdt er een bus omhoog die je voor een klein bedrag naar het startpunt van de wandeling rijdt.
Mooie story